Achterladers

Zoals gezegd bestonden er in deze periode al vuurwapens die van achteraf geladen werden met een kogel en los kruit of met kogel en kruit in een soort pakketje, meestal gewikkeld in een brandbaar materiaal. In deze wapens werd de loop aan de achterzijde afgesloten door een mechanisme als een valblok of draaiende grendel maar het percussiekapje moest nog steeds apart geplaatst worden op een nippel die een onderdeel van het wapen was.
In het begin van de negentiende eeuw begon Pauly in Frankrijk met het ontwikkelen van een eenheidspatroon. Zijn idee was om het projectiel, de drijflading en het percussiedopje samen te brengen in een enkel pakketje: de eenheidspatroon. Zijn ontwerp was zijn tijd ver vooruit en het duurde dan ook tot 1840 voor het idee aansloeg.

Het eerste echt bruikbare ontwerp voor een achterlaadgeweer kwam van Dreyse in Duitsland. Het bestond uit een kogel en een kruitlading die verpakt waren in brandbaar papier. Een beetje slagsas was bevestigd in een holte achterin de kogel. Na de patroon in de kamer te hebben geplaatst werd de grendel door een draaiende beweging gesloten. Bij het overhalen van de trekker sloeg een lange dunne slagpin (ook wel naald genoemd) door het papier en door de kruitlading om vervolgens het slagsas achterin de kogel te treffen. Daardoor werd de kruitlading ontstoken waardoor de kogel de loop verliet en het papier waarin de componenten verpakt waren verbrandde. Hier blijkt uit dat een eenheidspatroon niet beslist een huls van messing of ander metaal hoeft te hebben. Ook een papieren patroon is een eenheidspatroon. Dit geweer kan beschouwd worden als de grootvader van het moderne grendelgeweer.
Papieren patronen voor achterladers met aparte ontsteking
Er was één groot problem het het Dreyse naaldvuurgeweer en zijn Franse tegenhanger, de Chassepot. De hoge druk van het brandende kruit moest vastgehouden worden door de mechanische passing tussen grendel en loop van het geweer. Als dit systeem niet heel nauwkeurig paste zou lekkage resulteren in verwonding van de schutter. Vervuiling door kruitresten had hetzelfde effect. Het oorspronkelijke idee van Pauly was hiervoor de oplossing: Kruit, kogel en slaghoedje werden gevat in een metalen huls die tijdens het schieten de speling tussen grendel en loop afsloot. Initieel werden alleen patronen gemaakt die slechts de kogel en het kruit bevatten maar waarbij de ontsteking nog steeds apart geplaatst moest worden. Later werd het ontstekingsmiddel in de huls ingebouwd en was de eenheidspatroon zoals we die nu kennen geboren.