Proef- en aanschietmerken

In verschillende Europese landen gelden wetten die bedoeld zijn om, met het oog op de veiligheid, de kwaliteit van de geproduceerde vuurwapens te garanderen. Deze wetten schrijven voor dat elk vuurwapen door een overheidsorganisatie (de “proefbank”) beproefd en geïnspecteerd wordt voordat het op de markt komt. De beproeving bestaat uit een visuele controle en het afvuren van een zogenaamde tormenteerpatroon, een patroon met een verzwaarde lading. Deze lading produceert drukken die ver liggen boven die van de patroon waarvoor het wapen bestemd is. Als het wapen de test overleeft wordt het als “veilig” gezien. Dat het wapen beproefd is kan gezien worden aan een stempel dat in het wapen geslagen wordt door een vertegenwoordiger van de proefbank, het zogenaamde aanschietmerk.

De introductie van het nitrokruit, met de daarbij gebruikelijke hoge drukken, maakte het aanschieten van vuurwapens nog veel belangrijker omdat het nodig was om te zien of de nieuw ontworpen wapens ook werkelijk tegen die hoge drukken bestand waren. Alle landen die de wettelijke plicht tot aanschieten al hadden introduceerden speciale stempels om aan te geven dat het geteste wapen bestand was tegen de drukken van nitro kruit, oftewel dat ze “nitroproof” waren. Dit gold voor landen als België, Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland, Oostenrijk en Spanje, de grootste vuurwapenproducenten van Europa. In de Verenigde Staten was geen wettelijke plicht voor aanschieten maar sommige fabrieken deden dat zelf en markeerden hun wapens als zodanig.